(78) Jaszak
[1]
Iemand in ons midden had een
jaszak vol met troep.
Dat die jas vol rommel
zat, wist niemand
uit de groep.

Kauwgom en een zakdoek,
was ie vies of was ie schoon?
't Leek wel op een vuilniszak,
het was niet meer gewoon.
[chorus]
Maar niemand wist het, want
het was de binnenkant.
En niemand mist het, want
't gaat in de prullenmand.
[2]
Jezus die mij beter kent dan ik
mijn eigen jas,
Die weet hoe ik zal zijn en wie
ik ben en hoe ik was.

Gedachten over mij van Hem zijn
kostbaarder dan goud.
Hij heeft mij overtuigd dat Hij
geweldig van mij houdt.
[3]
Refrein 2:
Ik wil Hem loven, want
(Hij is mijn sterke Held)
Hij kent mijn bovenkant
(Mijn haren zijn geteld)

Mijn hele buitenkant,
(Hij laat mij stralen als een bruid)
maar ook mijn binnenkant.
(Hoe ziet het er daar uit)
[4]
Hij weet wat er in je is,
het is voor Hem bekend.
Ben je knap of lelijk,
of een hele stoere vent.

Hij weet of je hart van binnen
lelijk is of rein.
Hij wil bij je wonen,
met zijn Geest je Helper zijn.
[5]
Refrein 3:
Dus laat Hem binnen, want
(Maak als het moet een nieuwe start)
Hij kent je binnenkant.
(Maak Hem de Koning van je hart)
Al is je woning klein,
(Je wordt een tempel van zijn Geest)
Hij wil je Koning zijn.
(Wees maar niet bang, wees niet bevreesd)