(139) Hij alleen
[1]
De God van Abraham, IsaƤk en Jacob,
de God van Adam en Eva,
van Jozua en Job.
De God van David, Elia en Mozes,
de God van Esther en Jozef
daar vertrouw ik op!
[chorus]
Want Hij alleen (Hij alleen)
en niemand anders (niemand anders)
Hij alleen (Hij alleen)
is de ware God!
[2]
Hij heeft de hemel en aarde geschapen
en zijn volk uit de slavernij bevrijd.
Hij heeft geantwoord met vuur uit de hemel
en gaf zijn Zoon als verlosser voor mij.