(175) Prijs de Heer
[1]
De regen tikt,
de druppels vallen in de maat.
De wind die waait
zodat mijn vlieger hoger gaat.

De zon die schijnt,
ik zie m?n schaduw op de straat.
De Here God
heeft het allemaal gemaakt.
[chorus]
Prijs de Heer,
prijs de Heer,
prijs de Here God.
Klap in je hand,
stamp met je voet
klak met je tong en zing:
God is goed.
[2]
De eend die kwaakt,
hij zwemt wat rond in de rivier.
De koe die loeit, want koe zijn
geeft hem veel plezier.

De lama tuft, hij sjokt en sjouwt
van daar naar hier.
De Here God
schiep de mens en ook het dier.
[3]
Kwak, kwak, kwak, kwak.
Woef, woef, woef, woef,
Woef, woef, woef, woef.
Miauw, miauw, miauw, miauw.
(fluiten) (tikken) (waaien)
De Here God
heeft het allemaal gemaakt.