[1]
Gespannen zocht ik naar de Here;
ik riep om hulp, Hij hoorde mij.
Hij boog zich over naar mijn leven
en maakte mij van banden vrij.
[2]
Hij redde mij uit slijk en modder
en trok mij uit een diepe kuil,
gaf mij zijn rots onder mijn voeten
en vastheid als een tempelzuil.
[3]
Hij leerde mij zijn lof bezingen,
een nieuw lied gaf Hij in mijn mond,
dat iedereen mijn dank zou horen
en ook in God vertrouwen vond.
[4]
Gelukkig wie op God vertrouwen,
niet heulen met de trotse waan,
niet zijn betrokken bij de leugen
van hen die tegen God opstaan.
[5]
Ontelbaar zijn uw wondertekens,
de plannen die U met ons hebt.
Niets is met U te vergelijken,
die wond'ren in uw almacht schept.
[6]
Maar offers geven U geen vreugde;
doordrongen hebt U mij daarvan.
Offers om zonden weg te nemen,
is niet wat ik U geven kan.
[7]
Daarom zeg ik: "Hier ben ik Here,
uw woord zegt wat U zelf mij vraagt,
bereid uw wet nu te volbrengen,
die in mijn hart geschreven staat".
[8]
Wanneer uw volk is saamgekomen,
verkondig ik uw goedheid Heer.
U weet, ik kan daarvan niet zwijgen,
dit moet ik zeggen telkens weer.
[9]
Uw goedheid kan ik niet verbergen,
ik spreek steeds van uw heil en trouw.
Uw waarheid zal ik daar vertellen,
waar 'k uw gemeente zelf aanschouw.
[10]
Onthoud mij niet uw medeleven,
bescherm mij, liefdevol en trouw.
Bewaar mij God, in uw erbarmen,
daar waar ik misschien vallen zou.
[11]
Ik word door rampen overvallen,
mijn zonden kan 'k niet overzien,
ontelbaar zijn ze als mijn haren;
mijn moed ontvalt me bovendien.
[12]
O God, kom spoedig, wil bevrijden.
Snel mij te hulp en redt mij Heer!
Maak hen beschaamd die mij bestrijden,
U bent mijn kracht, mijn tegenweer.
[13]
Van hen heb ik slechts
kwaad te duchten,
daar elk mijn ondergang begeert.
O Heer, wil hem beschaamd
doen vluchten,
de spotter die mijn naam onteert.
[14]
Laat allen, die uw heil begeren,
zij die U zoeken in hun nood,
met jubelzangen U vereren.
Laat hen steeds zeggen: "God is groot!"
[15]
Zie, ik ben arm, een weerloos strijder;
wees, trouwe God, mijn tegenweer!
U bent mijn hulp en mijn bevrijder!.
O, kom toch, wacht niet, haast U, Heer!