[1]
Nader, mijn God, bij U,
steeds naderbij
stijgt mijn gebed tot U:
Wees mij nabij!
U, die mijn leven kent,
heeft zich niet afgewend.
Nader, mijn God, bij U,
steeds naderbij.
[2]
Groet mij het morgenrood,
ben ik alleen,
lijkt zelfs het ochtendlicht
nacht om mij heen,
U, die mijn honger stilt,
heeft mij als mens gewild.
Nader, mijn God, bij U,
steeds naderbij.
[3]
Heer, als het duister daalt,
angst op mij valt,
legt U een hand op mij,
die nooit ontvalt.
U, die mijn geest begrijpt,
weet wat mijn hart aangrijpt.
Nader, mijn God, bij U,
steeds naderbij.
[4]
Nader, mijn God, bij U,
steeds naderbij
leef ik in Christus' naam,
U bent nabij.
En als mijn einde wacht,
draagt U mij door de nacht
nader, mijn God, tot U,
nader tot U.