[1]
Heiland, Christus, aller Heer,
die voor mensen daalde neer,
opdat zij van zonden rein,
weer Gods kind'ren zouden zijn.
[2]
Licht, dat in de duisternis,
ons van God gezonden is,
Gij vervult met hemelgloed
't koud en ledig aards gemoed.
[3]
Als een dienstknecht kwaamt Gij neer,
keerde als een koning weer,
maakte zondeslaven vrij:
doe dat Heiland, ook aan mij!