[1]
Leer mij, o Heer, uw lijden recht betrachten,
in deze zee verzinken mijn gedachten:
o Liefde, die, om zondaars te bevrijden,
zo zwaar woudt lijden!
[2]
'k Zie U, God zelf, in eeuwigheid geprezen,
tot in de dood als mens gehoorzaam wezen,
in onze plaats gemarteld en geslagen.
de zonde dragen.
[3]
Ons hart bezwijkt, het beeft en doet ons deinzen,
ontzagg'lijk kruis, als w'aan uw wond'ren peinzen:
o Liefde, 'k zie en voel in uwe wonden
de vloek der zonden.
[4]
Dit slaat mijn trots, al mijn verdienste neder,
't verlaagt mij diep, maar o, 't verhoogt mij weder!
't Meldt mij mijn heil, die van Gods tegenstander
in vriend verander.
[5]
Mijn Heiland, laat uw Geest mij telkens leren,
hoe 'k in geloof uw kruisdood moet vereren,
om in mijn hart de liefdevlam t' ontsteken
en aan te kweken.
[6]
Daar G' U voor mij hebt in de dood gegeven,
hoe zou ik dan naar mijne wil nog leven?
Zou 'k U, o Heer, die voor mijn schuld woudt lijden,
mijn hart niet wijden?
[7]
Zou ik mijn kruis in kommervolle tijden,
de zwaarste smart dan niet geduldig lijden,
daar Gij uit liefde zo veel zware plagen
voor ons woudt dragen!
[8]
Hoor 'k ooit uw kruis door wereldwijzen doemen,
een ergenis of ene dwaasheid noemen,
och, dat het mij, wie ooit er spot mee drijve,
Gods wijsheid blijve.
[9]
Och, als ik, Heer, om mijne zonde beve,
dat dan uw kruis mij weder ruste geve:
dat kruis zij dan mijn vreed' en vreugde tevens,
o God mijns levens!