(426) U heb ik lief, mijn God en Vader
426
[1]
U heb ik lief, mijn God en Vader,
U heb ik lief, mijn toeverlaat.
Ik wil U dienen met mijn daden
U, die in eeuwigheid bestaat.
U heb ik lief, o eeuwig licht,
U die mijn leven richt.
[2]
Ik was verward, verblind, verloren;
U zocht ik, maar ik vond U niet.
De duisternis bleef mij bekoren;
ik bleef bij wat de wereld biedt.
Uw Zon is voor mij opgegaan
en schijnt in mijn bestaan.
[3]
Voor mij bent U
de bron van leven,
die mij een sprank'lend leven schenkt.
U hebt mij hoop en kracht gegeven,
U, die ten goede aan mij denkt.
Heer, leid mij door uw rechterhand
naar het beloofde land.
[4]
Heer God, bewaar mij
in uw wegen,
zodat ik niet meer dwalen zal.
Maar laat mij leven uit uw zegen
dat ik niet voor het kwade val.
Verlicht mijn leven, mijn bestaan,
zodat 'k met U kan gaan.
[5]
Ik heb U lief, mijn God en koning,
ik heb U lief met heel mijn kracht.
Ik heb U lief, Heer, in uw woning
waar 'k met uw volk uw heil verwacht.
U heb ik lief, o eeuwig licht,
U die mijn leven richt.