[1]
O hoogt' en diepte, looft nu God,
aanbidt zijn heiligheid!
Zijn woord werd nimmer nog gepeild,
zijn weg is majesteit.
[2]
O wond're liefd', o wijsheid Gods,
toen zond' ons 't licht benam,
hebt Gij 't verlossend pad gebaand:
een tweede Adam kwam.
[3]
O wijze liefd', al hadden ook
eens vlees en bloed gefaald
in Adam, in deez' nieuwe strijd
wordt thans triomf behaald.
[4]
Niet enkel Gods barmhartigheid
verheerlijkt vlees en bloed:
zijn eigen tegenwoordigheid,
zijn wezen, mild en goed.
[5]
En in 't verborg'ne van de hof,
op 't kruis in stervensnood,
hebt Gij aan ons de weg geleerd
door lijden en door dood.
[6]
O hoogt' en diepte, looft nu God,
aanbidt zijn heiligheid!
Zijn woord werd nimmer nog gepeild,
zijn weg is veiligheid.