(248) Gezang 248
Verheerlijkt Hoofd
[1]
Verheerlijkt Hoofd,
op 's Vaders troon verheven,
Gij neemt ons aan bij d' ingang van het leven
en zaligt wie in U gelooft.
[2]
Het huis is rijk,
dat blij op kroost mag roemen.
Maar eigen kroost ook kind'ren Gods te noemen,
wat vreugd is aan dat heil gelijk?
[3]
Wij willen saam
God voor die zegen prijzen,
en ons gebed zal voor die kind'ren rijzen:
o Vader, heilig z' in uw naam.
[4]
Wat wordt van 't kind,
het kind van zwakt' en zonde,
wanneer het niet van 's levens eerste stonde
in U, o God, een Vader vindt?
[5]
Die vindt het nu,
nog eer het U kon vragen.
Door d' ouders wordt hun kind U opgedragen,
omdat het, Heer, behoort aan U.
[6]
Moog eens de mond
van hen, die w' U hier wijden,
de heil'ge naam van onze Heer belijden
en roemen in zijn doopverbond!