(165) Waterstromen wilt Gij gieten

[1]
Waterstromen wilt Gij gieten,
op het uitgedroogde land,
en de koele beken vlieten
door 't verschroeiend hete zand;
waar nu niets is dan woestijn
zal een hof des Heren zijn.
[2]
Immers zal uw woord, Getrouwe,
heerlijk in vervulling gaan.
Juichend zullen Sion bouwen
die nu nog verslagen staan,
als Gij, Heer, uw zegen zendt
en het lot van Isrel wendt.
[3]
Nooit zal uw belofte falen.
Als uw Geest de hof doorwaait,
dan zal rijpen in de dalen,
wat met tranen was gezaaid;
schiet het veld, eens naakt en dood,
volle halmen uit zijn schoot.
[4]
Geeft dus niet de hoop verloren:
weldra komt de dageraad!
Zoekt wie Isrel toebehoren,
hebt hen lief, ook in hun smaad.
Noodt hen tot het volle licht
waar Gods feest is aangericht.