(446) Wij willen, Heer, uw dood belijden
446
[1]
Wij willen, Heer, uw dood belijden.
Heer Jezus, wees de tafelheer.
Wij mogen zitten aan uw zijde
en worden één, steeds meer en meer.
Uw tafel, Heer, is vol van spijzen,
die ons de weg ten leven wijzen.
[2]
Is niet het brood, dat wij nu breken
volop gemeenschap, Heer, met U?
Wat kunt U beeldend tot ons spreken!
Dat U ons liefheeft, zien wij nu.
U bent voor ons het brood ten leven,
genadebrood om door te geven.
[3]
Is niet de beker, die wij drinken
gevuld met wijn van 't nieuw verbond?
De dankzegging komt nu tot klinken
bij 't feest van God, van mond tot mond.
Het bloed van Christus, ons ten leven,
een levensdrank om door te geven.
[4]
Hoevelen ook, wij zijn één lichaam,
omdat het ene brood ons bindt.
Uw tafel maakt ons nu opmerkzaam
op Wie ons waarlijk samenbindt.
Totdat U komt in 't eind der tijden
zullen wij, Heer, uw dood belijden.