[1]
O Jezus, hoe vertrouwd en goed
klinkt mij uw naam in 't oor,
uw naam die mij geloven doet:
Gij gaat mij reddend voor;
[2]
uw naam die onze wonden heelt
en ons met manna spijst,
die onze dood en zonde deelt
en onze vrees verdrijft.
[3]
Mijn herder en mijn held, mijn vriend,
mijn koning en profeet,
mijn priester die mijn schuld ontbindt,
mijn weg waarop ik treed;
[4]
al wat ik doe, al wat ik wil,
het is te zwak, te koud,
maar sterk en vurig wordt de ziel
wanneer zij U aanschouwt.
[5]
Zolang Gij nog onzichtbaar zijt,
een zon diep in de nacht,
roep ik uw nadering reeds uit
omdat ik U verwacht.
[6]
O Jezus, hoe vertrouwd en goed
klinkt mij uw naam in 't oor,
als ik van alles scheiden moet
gaat nog die naam mij voor.
[7]
O naam, eeuwige ademtocht,
een sterveling ben ik,
als eens mijn eigen adem stokt
dan draagt mij uw muziek.