[1]
God maakt ons dienstbaar
aan zijn werk,
roept ons tot taken in zijn kerk.
Hij biedt genadegaven aan;
zijn woord moet door de wereld gaan.
[2]
Hij die het van de Heer verwacht
en niet vertrouwt op eigen kracht,
komt bij de Heer in dienst te staan,
die voor de kudde uit wil gaan.
[3]
Een herder ziet naar schapen om,
maar is ook zelf Gods eigendom.
Op 's Heren zegen kan hij aan
en zal Gods weg en wil verstaan.