(186) Ga niet alleen door 't leven

[1]
Ga niet alleen door 't leven,
Die last is u te zwaar.
Laat Eén u sterkte geven,
Ga tot uw Middelaar!
Daar is zoveel te klagen,
Daar is zoveel geween,
En zoveel leed te dragen.
Ga niet alleen! (bis)
[2]
Ga niet alleen, uw Koning
Wil komen in uw hart.
Ach geef het Hem ter woning,
Hoe stilt Hij dan uw smart!
Wie kan er tranen drogen.
Als Jezus? Immers geen!
Richt dan de treurend' ogen
Naar Jezus heen! (bis)
[3]
O armen, droeven, blinden,
De hoofden opgericht!
Laat u door Jezus vinden,
Zijn last is zacht en licht.
Daar is zoveel te dragen,
Daar is zoveel geween;
Ach, wilt dan niet vertragen!
Naar Jezus heen! (bis
[4]
Wat klaagt gij om een wonde,
Die slechts erbarming sloeg?
Wat zucht gij om de zonde,
Die Uw Verlosser droeg?
Wat staat gij angstig, droevig,
Als waart gij steeds alleen?
Komt, gaat getroost, blijmoedig
Naar Jezus heen! (bis)
[5]
Welzalig, die 't ervaren,
Dat Hij hun alles is;
Dan kennen z' in gevaren
Bezorgdheid noch gemis.
Hij draagt dan in Zijn armen,
Door alle nood hen heen
Wie steunt op Zijn ontfermen,
Is nooit alleen! (bis)
[6]
En dàn, als 't leed der aarde
Voor immer is gedaan;
Als in des hemels gaarde
Uw blijde voeten staan;
Dan ziet g' in 't zalig Eden
Slechts zaal'gen om u heen.
Dan prijst g' in eeuwigheden
Uw Heer alleen! (bis)