(201) Er gaat door alle landen

[1]
Er gaat door alle landen,
Een trouwe Kindervrind;
Geen oog kan Hem aanschouwen,
Maar Hij ziet ieder kind.
De Hemel is Zijn Vaderland,
Hij is des Heren Afgezant.
[2]
Hij komt in alle huizen,
En waar een vrolijk kind
Zijn vader en zijn moeder
En God, de Heer, bemint,
Daar woont Hij gaarne dag en nacht,
En houdt er over 't kind de wacht.
[3]
En gaat het kind ter ruste,
Die Vriend verlaat het niet;
Bewaakt getrouw zijn bedje,
Dat het geen kwaad geschiedt;
En wekt het in de morgenstond,
En maakt het vrolijk en gezond.