(467) Voor alle heilgen in de heerlijkheid
467
[1]
Voor alle heilgen
in de heerlijkheid
die U beleden in hun aardse strijd,
zij uw naam lof, o Jezus, t' allen tijd!
Halleluja, halleluja.
[2]
Gij waart hun rots,
hun burg en al hun macht;
Gij, Heer, hun loods
en licht in storm en nacht;
Gij hebt uw pelgrims veilig thuisgebracht.
Halleluja, halleluja!
[3]
Maak al uw strijders
in dit aards gevecht
moedig als hen
wier pleit reeds werd beslecht
tot aan de tijd die Gij hebt toegezegd.
Halleluja, halleluja!
[4]
Hun is de prijs,
de lauwerkrans, de kroon;
toch zijn wij één: zij zingend voor de troon,
wij in de wereld, wachtend op Gods Zoon.
Halleluja, halleluja!
[5]
Lang valt de tijd
en zwaar is ons geding,
bang is de strijd en vol vertwijfeling,
dat ons de zege bijna nog ontging.
Halleluja, halleluja!
[6]
Ten einde raad
ontzinkt ons haast de moed
maar in de verte klinkt ons tegemoet
trompetgeschal dat Gij weerklinken doet!
Halleluja, halleluja!
[7]
Rood is de avond,
als het zonlicht daalt;
ook in de dood hebt Gij hun lot bepaald,
God die de moede strijders binnenhaalt.
Halleluja, halleluja!
[8]
Maar een oneindig
glorierijker dag
staat nog te wachten, als op uw gezag
heel 't heir der heilgen tot U naadren mag.
Halleluja, halleluja!
[9]
Daar is de Koning
als een jonge held!
Hem komen allen tegemoet gesneld,
van vreugde stralend, scharen ongeteld.
Halleluja, halleluja!
[10]
Van alle einders,
van de verste kust
zullen zij vinden vrede, feest en rust,
U lovend; Vader, Zoon, Heilige Geest!
Halleluja, halleluja!