(236) De wijzen

[1]
De wijzen, de wijzen,
die gingen samen reizen.
Vertrouwend op een Koningsster,
zij wisten niet hoe ver.
[2]
Zij volgden het teken,
de dagen werden weken,
dan klopt een rijke karavaan
bij de paleispoort aan.
[3]
"O koning, wil horen:
er is een prins geboren,
in 't Oosten is zijn ster gezien,
staat hier zijn wieg misschien?"
[4]
Herodes hij hoorde,
verschrikt naar deze woorden.
"Een koningszoon bij mij in huis?
U bent beslist abuis."
[5]
De wijzen, de wijzen,
die moesten verder reizen.
De ster ging als een lichtend spoor,
naar Bethlehem hen voor
[6]
Zij hebben gevonden,
het Kind door God gezonden.
Dat Koning en dat Knecht wil zijn
voor ieder groot en klein.
[7]
De wijzen, die weten
van sterren en planeten,
die baden nu in zonnelicht
en doen hun ogen dicht.