Waarom, o HEER', blijft Gij van verre staan?
Waarom verbergt Gij U; daar wij, gehaat,
Beangst, verschrikt, schier door den druk vergaan?
De trotsaard, die goddloos de deugd versmaadt,
Vervolgt Uw volk in zijnen jammerstaat;
Dat hen 't besluit, tot ons verderf genomen,
In 't warnet breng', en schielijk om doe komen!