Gij zijt mij, HEER', ter schuilplaats in gevaren;
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren.
G' omringt me, daar Gij mij in ruimte stelt,
Met blij gezang, dat mijn verlossing meldt.
Mijn leer zal u, o mens, naar 't recht doen handlen,
En wijzen u den weg, dien gij zult wandlen.
Ik zal u trouw verzellen met mijn raad,
Terwijl mijn oog op u gevestigd staat.