O God, wij mochten met onz' oren,
Weleer van onze vaadren horen;
Wat werk Gij in hun dagen wrocht.
Hoe G' oudtijds hen met heil bezocht.
Gij hebt de heidnen met Uw hand
Verdreven, dat zij 't erf verlieten;
Hen fel geplaagd, Uw volk geplant,
En op het weeldrigst voort doen schieten.