[1]
Kind'ren Gods, de dag gaat lichten;
spoedig komt de landman weer.
Wij zien reeds in vergezichten
't koren rijpen voor de Heer.
Bidt om maaiers, bidt om maaiers!
't Is nu oogsttijd voor de Heer.
[2]
Heer, beziel hen, die gereed staan,
maak hen vurig door uw Geest;
doe hen met uw heil bekleed gaan,
maak hen moedig, onbevreesd.
Laat uw maaiers, laat uw maaiers
garven zaam'Ien voor uw feest!
[3]
Weldra zal de ure komen,
dat naar 't eeuwig vaderhuis
millioenen mensen stromen,
die verzoend zijn door uw kruis.
Zie, uw maaiers, zie, uw maaiers
brengen reeds de schoven thuis.
[4]
't Moeizaam ploegen,
't moeizaam zaaien
wordt door U, o Heer, beloond,
nu G' in 't feestuur van het maaien
uwe rijke zegen toont.
Juicht, o eng'len, juicht, o eng'len!
't Werk van Christus wordt bekroond.