Dan zal ik elk, die 't heilspoor bijster is,
Vrijmoedig al Uw rechte wegen leren;
De zondaar zal zich dan tot U bekeren,
En scheppen moed uit mijn behoudenis.
O God, Gij God mijns heils, vergeef mijn schuld,
Mijn bloedschuld toch, hoe billijk ook te doemen.
Dan zal mijn mond, met zangstof weer vervuld,
Uw heilig recht, gepaard met goedheid, roemen.