O God, verlos en red mij uit den nood;
De waatren zijn tot aan de ziel gekomen;
Ik zink in 't slijk; ik voel mij overstromen;
Ik ga te grond' ; de vloed is mij te groot;
Ik roep mij moe in dezen jammerstaat.
Mijn keel is hees, zij is van droogt' ontsteken;
En daar ik hoop op God, mijn toeverlaat,
Schrei ik mij blind; mijn ogen zijn bezweken.