(6908) Psalm 69:8
Genaak, genaak in gunste tot mijn ziel;
Genaak, genaak in gunste tot mijn ziel;
Bevrijd haar; laat de bozen, die mij haten,
Vijandig zijn, en alle deugd verlaten,
Nooit roemen, dat ik in hun handen viel.
Gij weet, wat schaamt' en smaad mij treff', o God,
Daar niemand zich mijn onheil aan wil trekken;
Hoe schandlijk ik der boosheid strekk' ten spot;
Gij kent hen, die mij dezen angst verwekken.