'k Schatte mij geheel verloren;
'k Mocht van geen vertroosting horen,
Als mijn ziel aan God gedacht,
Loosd' ik niet dan klacht op klacht;
Peinsd' ik aan mijn vruchtloos kermen,
Vruchtloos roepen om ontfermen,
Dacht ik, hoe God anders helpt,
Mijne ziel werd overstelpt.