Ai, hoor naar hen, die in gevangnis kwijnen,
Laat hun gekerm voor Uw gezicht verschijnen.
Bevrijd hen, die gedreigd met doodsgevaren,
Op Uwe hulp met smekend' ogen staren.
Vergeld den wreden smaad,
Waarmee des nabuurs haat,
Uw mogendheid dorst schenden.
Geef hun, o Opperheer,
Die zevenvoudig weer;
Zie neer op onz' ellenden.