De hemel looft, o HEER', Uw wondren dag en nacht,
Uw waarheid wordt op aard' de glorie toegebracht;
Daar Uw geheiligd volk van Uwe trouw mag zingen;
Want wie is U gelijk bij al de hemellingen?
En, welke vorsten ooit het aardrijk moog' bevatten,
Wie hunner is, o HEER', met U gelijk te schatten?