'k Zie in rouw en ongenuchten,
Al mijn dagen mij ontvluchten,
Als een schaduw, die verdwijnt:
Ik verdor, als 't gras, dat kwijnt.
Maar Gij, HEER', zult eeuwig blijven;
Eeuwig zal Uw roem beklijven
En Uw Naam blijft in gedachten,
Tot de laatste nageslachten.