Geef ons gena, geef ons gena, o HEER',
En red ons tot Uw eer;
Wij zijn reeds moe van al de schampre woorden,
Die wij van smaders hoorden;
Ons treurig hart is moe van al het spotten,
En 't honend samenrotten
Der hovaardij, die needrigen veracht,
En weelderig belacht.