(7) Mijn herder is de HERE God
1. Mijn herder is de HERE God,
In Hem is al mijn lust;
In groene weiden voert Hij mij
Aan wateren der rust.

2. De Heer verkwikt mijn matte ziel,
Hij doet mijn voeten gaan
in ’t spoor van zijn gerechtigheid
terwille van zijn Naam.

3. En ga ’k door ’t diepe doodsravijn,
geen vrees verbijstert mij:
Uw stok en staf zijn mij tot troost,
Gijzelf zijt mij nabij.

4. Voor ’oog van wie mijn hater is,
hebt Gij mijn dis gespreid,
met olie wordt mijn hoofd gezalfd,
mijn beker is bereid.

5. Genade en goedheid volgen mij
mijn ganse levensdag,
totdat ik eens in ’s HEREN huis
voor eeuwig wonen mag.