(61) Hoor toch, o God, mijn smeking aan
[1]
Hoor toch, o God,
mijn smeking aan,
sla acht op mijn gebed.
Vanaf het einde van de aard'
roep ik tot U: "Heer, red!"
[2]
Mijn hart bezwijkt,
mijn hoogste Heer,
ja, leid mij op de rots,
die mij te hoog zou zijn geweest
door wankelmoed'ge trots.
[3]
U bent een schuilplaats
voor de kracht
die mij het einde wenst.
U bent een sterke toren, macht,
verlosser van de mens.
[4]
Heer, laat mij wonen in uw huis,
voor altijd waar U bent.
Uw vleugels vormen mijn tehuis,
mijn veiligheid, mijn tent.
[5]
Beloften hebt U, God, gehoord.
U geeft mijn erfdeel graag.
Zoals U ieder mens verhoort,
die vol ontzag U vraagt.
[6]
Heer, geef de koning levenstijd
van jaren, jaren lang.
Dat hij mag heersen voor altijd,
is steeds mijn psalmgezang.
[7]
Dat liefd' en trouw
de koning hoed'.
Dan zing ik U ter eer.
En elke dag kom ik met spoed
beloften na, o Heer.