(9) God is ons een toevlucht en sterkte
1. God is ons een toevlucht en sterkte,
ten zeerste bevonden een hulp in benauwdheden.
Daarom zullen wij niet vrezen,
al verplaatste zich de aarde,
al wankelden de bergen in het hart van de zee.
Laat bruisen, laat schuimen haar waat’ren,
laat de bergen beven door haar onstuimigheid.
Laat bruisen, laat schuimen haar waat’ren,
laat de bergen beven door haar onstuimigheid.

2. Een rivier haar stromen verheugen de stad Gods,
de heiligste onder de woningen des Allerhoogsten.
God in haar midden, zij zal niet wankelen;
God zal haar helpen
bij ’t aanbreken van de morgen.
Volk’ren woedden, koninkrijken wankelden.
Hij verhief zijn stem; de aarde versmolt.
De HERE der heerscharen is met ons,
een burcht is ons de God van Jacob.

3. Komt, aanschouwt de werken des HEREN
die verwoesting op aarde aanricht,
die oorlogen doet ophouden
tot het einde der aarde,
de boog verbreekt, de lans stukslaat,
de strijdwagens met vuur verbrandt.
Laat af en weet dat Ik God ben;
Ik ben verheven onder de volken,
verheven op de aarde,
de HERE der heerscharen is met ons,
een burcht is ons de God van Jacob.