Een ding slechts kan ik van den Heer verlangen,
dit ene: dat zijn gunst mij eenmaal geev'
Hem dagelijks te loven met gezangen,
te wonen in zijn huis zo lang ik leef!
Hoe lieflijk straalt zijn schoonheid van omhoog.
Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog,
aanschouwende hoe schoon en zuiver is
zijn licht, verlichtende de duisternis.