(37) Prijs de HEER met blijde galmen
1. Prijs de HEER met blijde galmen,
Gij, mijn ziel, hebt rijke stof;
’k Zal zo lang ik leef, mijn psalmen
vrolijk wijden aan zijn lof.
’k Zal zo lang ik ’t licht geniet,
Hem verhogen in mijn lied!
Hem verhogen in mijn lied!

2. Vest op prinsen geen betrouwen,
waar men nimmer heil bij vindt;
zoudt g’ uw hoop op mensen bouwen?
Als Gods hand hun geest ontbindt,
keren zij tot d’ aarde weer,
storten met hun aanslag neer,
storten met hun aanslag neer.

3. Zalig hij, die in dit leven
Jakobs God ter hulpe heeft;
hij, die door de nood gedreven,
zich tot Hem om troost begeeft;
die zijn hoop in ’t hach’lijkst lot
vestigt op de HEER, zijn God,
vestigt op de HEER, zijn God.

4. ’t Is de HEER, wiens alvermogen
’t groot heelal heeft voortgebracht;
die, genadig uit de hogen
ziet, wie op zijn bijstand wacht,
en aan elk, die Hem verbeidt,
trouwe houdt in eeuwigheid,
trouwe houdt in eeuwigheid.

5. ’t Is de HEER, die ’t recht der armen,
der verdrukten gelden doet;
die uit liefderijk erbarmen,
hongerigen mild’lijk voedt;
die gevang’nen vrijheid schenkt,
en aan hun ellende denkt,
en aan hun ellende denkt.

6. ’t Is de HEER, wiens mededogen,
blinden schenkt het lief’lijk licht.
Wie in ’t stof lag neergebogen,
wordt door Hem weer opgericht.
God, die lust in waarheid heeft,
mint hem, die rechtvaardig leeft,
mint hem, die rechtvaardig leeft.

7. ’t Is de HEER, die vreemdelingen
met een wakend oog beschouwt,
weeuw en wees in twistgedingen
en in kommer staande houdt;
maar zijn arm, der vromen hoop,
stuit de bozen in hun loop,
stuit de bozen in hun loop,

8. ’t Is de HEER van alle Heren,
Sions God, geducht in macht,
die voor eeuwig zal regeren
van geslachte tot geslacht.
Sion, zing uw God ter eer;
prijs zijn grootheid, loof de HEER,
prijs zijn grootheid, loof de HEER.