1. Abraham, Abraham,
verlaat je land, verlaat je stam!
Abraham, Abraham,
verlaat je land, verlaat je stam!
Abraham, je moet gaan wonen
in het land dat Ik zal tonen.
Tel de sterren in de nacht,
zo groot wordt jouw nageslacht.
2. Abraham, Abraham,
verlaat je land, verlaat je stam!
Abraham, Abraham,
verlaat je land, verlaat je stam!
Ik zal jou mijn zegen geven,
je geleiden allerwegen,
en de volkeren tezaam
vinden zegen in jouw naam.
3. Abraham, Abraham,
verlaat zijn land, verlaat zijn stam!
Abraham, Abraham,
verlaat zijn land, verlaat zijn stam!
Met een woord gaat hij het wagen.
zonder verder iets te vragen
staat hij op en gaat op reis,
langs de weg die God hem wijst.