1. Daar komt de man uit Anatot,
hij deelt de woorden uit van God:
Keervers:
Hoor het woord des HEREN:
wij moeten ons bekeren.
Maar niemand luistert naar zijn stem,
in heel Jeruzalem.
2. Het volk is door, het volk is blind,
het slaat de woorden in de wind:
Keervers:
Hoor het woord des HEREN:
wij moeten ons bekeren.
Voor vreemde goden knielt het neer;
vergeten is de Heer.
3. Waarom, o volk van Israƫl,
waarom is God niet meer in tel?
Keervers:
Hoor het woord des HEREN:
wij moeten ons bekeren.
Hij die ons riep in de woestijn,
wil onze Vader zijn!
4. De kruik breekt stuk, de kruik breekt stuk,
de scherven brengen geen geluk:
Keervers:
Hoor het woord des HEREN:
wij moeten ons bekeren.
Jeruzalem zal ondergaan.
Er is geen redden aan.
5. Daar komt de man uit Anatot,
Hij deelt de woorden uit van God:
Keervers:
Hoor het woord des HEREN:
wij moeten ons bekeren.
Maar niemand luistert naar zijn stem,
in heel Jeruzalem.