1. Als Hij komt in zijn luister, de Mensenzoon,
en al de engelen, de eng’len met Hem,
dan zal Hij zetelen op zijn glorietroon.
2. En alle volken komen voor Hem staan.
Hij zal hen scheiden zoals een herder doet,
zoals men schapen van de bokken scheidt.
3. De schapen zet Hij aan zijn rechterhand
en links de bokken, dan spreekt de Koning
tot de schapen rechts van Hem:
’U, gezegend door mijn Vader,
4. komt, erft Gods Rijk, dat voor u is bereid
voor Hij de wereld vestte op haar fundament.
Want ik was hongerig - U gaf water en brood.
5. U kleedde mijn naaktheid en u zocht mij op
in de gevangenis en toen Ik ziek was.
Ik kwam als vreemdeling - u bood onderdak.’
6. En als zij vragen: ’Here, wanneer
hebben wij U gediend?’ - dan is zijn antwoord:
’Wat u voor mijn broeder deed,
dat deed u aan Mij’.
7. Als Hij komt in zijn luister, de Mensenzoon,
en al de engelen, de eng’len met Hem,
dan zal Hij zetelen op zijn glorietroon.