Daar nest'len vogels in de hoge kruin,
bewonen eibers een cypressentuin.
De steenbok klautert op de hoge toppen,
in holen kan de klipdas zich verstoppen.
Gij deelt de tijd in naar de stand der maan
en doet de zon, nog dralend, ondergaan.
Dan worden in het bos de dieren wakker,
rumoerig breken zij zich door de takken.