1. Wat mij dierbaar was, wat ik vinden wou,
dingen waar ik mij aan binden zou,
alles wat ik zocht, kennis, macht of geld,
heeft geen waarde meer, wat werk'lijk telt:
Ik wil U kennen, Jezus.
Dat is mijn grootste schat. U verlost,
U bevrijdt, U bent mijn gerechtigheid;
o, ik houd van U.
2. Ik geloof dat ik gerechtvaardigd ben,
doordat U mij uw genade geeft.
En mijn liefste wens is om meer en meer
zoals U te zijn die in mij leeft.
Ik wil U kennen, Jezus.
Dat is mijn grootste schat.
U verlost, U bevrijdt,
U bent mijn gerechtigheid;
o, ik houd van U.
3. En wanneer ik deel in uw lijden Heer,
zal ik delen in uw heerlijkheid.
Door nu één met U in uw dood te zijn,
zal ik bij U zijn in eeuwigheid.
Ik wil U kennen, Jezus.
Dat is mijn grootste schat.
U verlost, U bevrijdt,
U bent mijn gerechtigheid;
o, ik houd van U. Ik bond van U.