1. Weest blij te allen tijde,
verheugt u in de Heer!
De Here is nabij u,
ja, spoedig keert Hij weer!
Laat iedereen het merken
dat Christus in u woont,
dat u in woord en werken
zijn vriend'lijkheid vertoont.
2. Weest met bezorgd, maar blijde:
de Here zorgt voor u.
Laat met door vrees u leiden,
want Hij staat borg voor u.
En wat u mag ontbreken,
zegt aan de Heer uw nood
met bidden en met smeken,
maakt zijn genade groot.
3. Dankt God te allen tijde,
verwacht het uit zijn hand:
dan zal zijn milde vrede
- te hoog voor het verstand -
uw hart en uw gedachten
behoeden in uw Heer.
Wie op de Here wachten
verblijdt Hij keer op keer.
4. Voorts, broeders, al wat waardig,
wat waar en zuiver is,
beminnelijk, rechtvaardig,
al wat welluidend is -
en a1 wat u geleerd is,
doet dat en leeft daarbij:
en God, de God des vredes,
zal altijd met u zijn.