(7) Heer, mijn God, U bent mijn toevlucht
[1]
Heer, mijn God,
U bent mijn toevlucht.
Maak mij van vervolging vrij.
Red mij uit de wrede heerszucht;
als een leeuw verscheurt hij mij.
Heer, mijn God, indien U onrecht,
aan mij vuile handen ziet,
geef mijn vijand dan het voorrecht
mij te slaan met groot verdriet.
[2]
En als ik hem kwaad gedaan heb
die in vrede met mij gaat,
- ik, die klaar stond om te redden
wie mij zonder reden haat -,
laat dan ieder mij vervolgen,
mij vertrappen op de aard',
want, Heer, dan bent U verbolgen.
Niets is dan mijn leven waard.
[3]
Sta nu op, Heer, koel uw woede
op hem die in woede tiert.
Neem mij in uw trouwe hoede,
dat uw recht nu zegeviert.
Heer, daag heden al de volken
voor uw hoge rechterstoel.
Doe mij recht, Heer, naar mijn onschuld,
spreek mij vrij naar mijn gevoel.
[4]
Maak een einde aan de misdaad.
Steun wie recht doet naar Uw wil.
U ziet ons in hart en nieren
en beschermt ons als een schild.
God is een rechtvaardig rechter,
woede koelend elke dag.
Klaar om met zijn zwaard te vechten,
pijlen schiet Hij op hen af.
[5]
Wie het kwaad in zich laat kiemen,
zal van onheil zwanger zijn.
Wat hij baart is niets dan striemen.
Leugen zal de uitkomst zijn.
Wie een kuil graaft voor de ander
valt de diepte zeker in.
Daarom loof ik God, mijn rechter,
Hij 's de hoogste die 'k bezing.