(95) Ik zag een wonderlijke stroom
1. Ik zag een wonderlijke stroom
van zuiver water in mijn droom,
het bruiste in een stad van goud:
een stroom van leven en behoud.

2. En met haar druppels van kristal
bracht zij verkwikking overal,
ik zag de bron waaruit zij kwam:
de troon van God en van het Lam.

3. Toen zag ik op het grote plein,
waar ook de vele mensen zijn,
zoals het was in het begin:
de boom des levens middenin.

4. Die goede boom gaf goede vrucht,
daar werd van maand tot maand geplukt,
twaalf keren was het, welgeteld:
zo bloeit de stam van Israƫl.

5. O stad van vrede en van lust,
waar al de toorn is uitgeblust,
geen wet is tegen u gekeerd,
en daar is geen vervloeking meer.

6. Geen hoge raad en geen gericht
weerstaan ons in het aangezicht,
want waar God troont is ook het Lam
dat dood en oordeel op zich nam.

7. Zo mogen al de knechten vrij!
Goeden en slechten, zij aan zij,
gaan opgetogen door de poort:
zij groeten God en doen het woord.

8. Al doende zien zij 't witte licht
dat uitstraalt van zijn aangezicht
en op hun voorhoofd blinkt zijn Naam
EMMANUEL in alle taal!

9. O volk dat vredelievend lacht,
daar komt geen avond meer, geen nacht,
dat gij met lampen door de straat
bang uitziet naar de dageraad.

10. Want 's Heren woord is in uw mond
en God is goud, is morgenstond,
gij zult regeren, en voortaan
zal nooit de zon meer ondergaan!