(99) Op aarde plant het kwaad zich voort
1. Op aarde plant het kwaad zich voort,
de waanzin voert het hoogste woord,
het zaad verdort, de oogst wordt schraal
o Wijsheid, daal als vruchtbare taal!
O kom, ja, kom, Emmanuël!
Verblijd uw volk, uw Israël!

2. Verlichte wolk en lopend vuur,
zo waart Gij eens op aarde hier,
die onze Heer en Meester zijt,
zie neer en kom in majesteit!
O kom, ja, kom, Emmanuël!
Verblijd uw volk, uw Israël!

3. Ja kom, Gij wortel Isai,
verlos ons van de tirannie,
van alle goden dezer eeuw,
o Herder, sla de boze leeuw!
O kom, ja, kom, Emmanuël!
Verblijd uw volk, uw Israël!

4. Ontsluit, Gij die de sleutel zijt,
die opendoet en niemand sluit,
het huis van dood en duisternis
waarin uw volk gekluisterd is!
O kom, ja, kom, Emmanuël!
Verblijd uw volk, uw Israël!

5. Daag op, o grote Dageraad,
licht aan, wij zijn ten einde raad,
verjaag de nacht van onze nood
en maak uw toekomst rozerood!
O kom, ja, kom, Emmanuël!
Verblijd uw volk, uw Israël!

6. Koning der volken, heers alom
en, eerste van de aarde, kom!
Gij hoeksteen, maak ons samen één,
verzamel allen om U heen!
O kom, ja, kom, Emmanuël!
Verblijd uw volk, uw Israël!

7. Zegen het volk dat vrede wil,
maak Israël gerust en stil,
wees uw belofte, neem ons aan,
Emmanuël, bewijs uw naam!
O kom, ja, kom, Emmanuël!
Verblijd uw volk, uw Israël!

Dit lied is gedicht naar de O-Antifonen van de zeven dagen voor het Kerstfeest. Iedere strofe bevat de inhoud van telkens een van deze antifonen, waarvan de beginwoorden boven de tekst zijn geplaatst. De beginletters hiervan kunnen van achter naar voor gelezen worden en dan leveren ze de Latijnse tekst: `ERO CRAS' op, wat betekent: Morgen zal Ik (de Heer) er zijn.