De aarde hoort Gods heilig spreken.
Zijn woord snelt voort door alle streken.
De Heer spreidt sneeuw als wollen vachten,
strooit rijp als as in winternachten.
Hagel zendt Hij in barre vlagen.
Wie kan zijn bitt're kou verdragen?
Hij spreekt: de zuidenwinden komen;
dan smelt het ijs: de waat'ren stromen.