(66) Lied van de zaaier
[1]
Een zaaier ging uit om te zaaien,
van 't zaad viel een deel langs de weg,
dat ging voor de oogsttijd verloren,
want vogels die pikten het weg.
[2]
Een zaaier ging uit om te zaaien,
van 't zaad viel een deel op graniet,
dat ging voor de oogsttijd verloren,
op rotsen daar groeide het niet.
[3]
Een zaaier ging uit om te zaaien,
zaad viel op de doorstruik die prikt,
dat ging voor de oogsttijd verloren
want dorens die hebben 't verstikt.
[4]
Een zaaier ging uit om te zaaien,
zaad viel in de vruchtbare grond,
dat gaf in de oogsttijd zijn vruchten,
met korrels zo dik en zo rond.
[5]
De zaaier is Jezus, de Here,
Hij zaait in de wereld zijn Woord.
Hij spreekt van vergeving en leven
en ieder die oren heeft, hoort!