[1]
We waren op de zee
en langzaam werd het nacht.
De zeilen hingen slap,
er was wel wind, maar zacht.
We waren met elkaar,
de Heer was met ns mee.
Hij sliep daar achterin
zo rustig als..., als... de zee.
[chorus]
Maar midden in de nacht
kwam er een storm,
die joeg de golven hoog...
Hij blies uit alle macht,
oei wat een storm,
we hielden het niet droog.
We riepen S.O.S., S.O.S., S.O.S.,
Heer help toch, we vergaan.
We riepen S.O.S., S.O.S., S.O.S.,
we kunnen het niet aan.
[2]
Toen stond de meester op
en sprak: 'Nu is het stil,
gehoorzaam wind en zee,
doe wat Ik wil'.
Wat waren jullie bang,
is je geloof zo klein?
Als Ik bij jullie ben,
hoef je niet bang, bang te zijn.