(183) De wapenrusting
[1]
Ik draag de wapenrusting van God,
ik leef naar zijn gebod,
en ik strijd de goede strijd.
Ik draag de wapenrusting van God,
ik leef naar zijn gebod,
en ik strijd de goede strijd.
[2]
Ik heb het schild van geloof,
de helm van het heil.
Mijn zwaard is Gods Woord,
ja ik strijd en overwin.
Ik heb het schild van geloof,
de helm van het heil.
Mijn zwaard is Gods Woord,
ja ik strijd en overwin.