(211) Ik ben een kleine reiziger door het leven
[1]
Ik ben een kleine reiziger door 't leven.
Ik ben op reis naar het nieuw Jeruzalem.
Een trouwe vriend is mij tot gids gegeven.
Hij houdt mijn hand vast en ik zie naar Hem.
[2]
Ik ben een kleine reiziger door 't leven.
Ik ben op reis naar het nieuw Jeruzalem.
Een trouwe vriend is mij tot gids gegeven.
Hij leidt mijn weg naar 't nieuw Jeruzalem.