(218) In 't veld daar lopen schapen
[1]
In 't veld daar lopen schapen.
't Zijn honderd in totaal.
ze luist'ren naar de Herder.
Hij kent ze allemaal.
[2]
Eén schaap verlaat de kudde,
de Herder zoekt het vlug.
Hij tilt het op zijn schouders
en brengt het schaap terug.
[3]
Die Herder dat is Jezus,
wij horen ook bij Hem.
Wij mogen als die schapen
ook luist'ren naar zijn stem.